Tijd om naar buiten te gaan, de eerste zonnestralen laten zich weer zien en de temperatuur is aangenaam. Ik pak mijn rugtas, stop er een flesje water in, een appel en een boek. Fluitend loop ik de deur uit, op naar het park. Ik zie onderweg dat ik niet de enige ben die van deze mooie lentemiddag wil genieten: kinderen met de eerste ijsjes in hun handen, mensen zonder jas op de fiets, poezen die op de stoep liggen te slapen en kwetterende vogeltjes. In het park staat nog een leeg bankje, een perfecte plek voor mij om rustig een boek te lezen. Althans, dat dacht ik.
Na een paar bladzijden gelezen te hebben, lopen een man en vrouw van middelbare leeftijd hand in hand naar me toe. Ze vragen of ze bij mij op het bankje mogen komen zitten. ‘Natuurlijk, geen probleem, het is te mooi weer om niet van de zon te genieten!’, zeg ik lachend. Ik lees weer verder. Ik voel dat twee paar ogen op me gericht zijn. Het stel zit me aandachtig te bekijken. Dan vraagt de man: ‘Welk boek lees je?’ Ik vertel dat ik een roman lees en dat het verhaal zich afspeelt in India. De vrouw laat haar kans niet aan zich voorbij gaan en vraagt meteen: ‘Kom jij ook uit in India?’ Ik knik van ja. De vrouw vertelt me dat ik wel heel goed Nederlands spreek voor iemand die uit India komt. De man stoot zijn vrouw zachtjes aan en zegt: ‘Ik denk dat ze geadopteerd is uit India.’ Ik glimlach en bevestig de man in zijn zojuist gedane uitspraak.
De vrouw reageert enthousiast: ‘Nou, je bent echt een geluksvogel omdat je bent opgegroeid in Nederland. Wij zijn een keer in India geweest, wat een armoede!’ Daarna vraagt ze op directe wijze: ‘Ken je je biologische moeder ook?’ Ik vertel dat ik mijn biologische moeder niet ken. ‘Oh, maar je hebt dan toch zeker wel Spoorloos ingeschakeld, want op televisie zie je vaak dat ze succes hebben en dat ze de biologische moeder vinden.’ Ik geef aan dat ik Spoorloos niet heb ingeschakeld. Haar lippen vormen zich om de volgende ‘Oh’ uit te spreken.
De man kijkt naar de punten van zijn schoenen en lijkt in gedachten te zijn verzonken. Dan kijkt hij mij opeens recht in de ogen aan en zegt: ‘Het lijkt me zo vreemd als je je biologische ouders niet kent. Echt heel verdrietig eigenlijk. Zo’n geluksvogel ben je niet.’ Ik ben onder de indruk van de reactie van deze man, iemand die lijkt te begrijpen dat er ook een keerzijde aan de medaille van adoptie zit. De wangen van de vrouw kleuren rood, nu is zij degene die volop aandacht heeft voor de punten van haar schoenen. Een stilte volgt. ‘Sorry’, mompelt ze terwijl ze aan haar handtasje frummelt. ‘Sorry, dat ik zei dat je een geluksvogel bent en dat ik je zo op de man af naar je biologische moeder vroeg, sorry hoor!’ ‘Excuses aanvaard, het is ok’, zeg ik. Dit stel zou eens moeten weten hoe vaak ik deze vragen al heb beantwoord. Hun reactie is een uitzondering op de regel, want zij zien in dat adoptie niet alleen maar rozengeur en maneschijn is.